De Maine Coon is een natuurlijk kattenras uit Noord-Amerika. Men vermoedt dat de oorsprong van het ras terug te leiden is naar de staat Maine, één van de staten die samen New England vormen. Dit verklaart het eerste deel van de naam. Het tweede deel verwijst naar het populaire verhaal dat hij een product zou zijn uit de kruising van halfwilde huiskatten en wasbeertjes (raccoons). Hoewel een tabby Maine Coon met zijn gestreepte volle straat uit de verte wel iets weg heeft van een wasbeer, kan zo'n kruising biologisch niet mogelijk zijn.
Een andere, meer romantische, theorie verhaalt dat de herkomst van de Maine Coon terug te leiden is naar kapitein Samuel Clough uit Wiscasset (Maine), Marie Antoinette (koningin van Frankrijk) en haar koninklijke katten. De kapitein had diverse duren spullen aan boord, waaronder zes koninklijke langharige katten. Niemand eiste de koninklijke spullen op na de onthoofding van Marie Antoinette en de katten bleven in Maine en worden door sommige gezien als de voorouders van de Maine Coon.
Weer een andere theorie baseert zich op het verhaal dat de Vikingen op hun reizen naar de Verenigde Staten hun katten meenamen, de Noorse Boskat. De katten vertonen dan ook grote gelijkenissen met elkaar en aangezien schippers vaak katten aan boord hadden, om ratten en andere knaagdieren te voorkomen, is het goed mogelijk dat ze hiervoor de goed jagende Noorse Boskatten gebruikten.
De algemeen aangenomen theorie is dat de Maine Coon is ontstaan uit halflanghaarkatten die werden meegenomen door zeelieden welke zich vermengden met de aldaar wonende katten. Hierna deed natuurlijke selectie de rest, de zwakke dieren stierven, de sterke overleefden en pasten zich aan aan het koude klimaat van Maine. De Maine Coon wordt in Amerika omschreven als een echte werkkat, gespierd, robuust en gemiddeld tot groot van afmeting, op zijn hoede maar geïnteresseerd in zijn omgeving. Hij werd door natuurlijke evolutie gevormd om in staat te zijn te overleven in een ruw klimaat, min of meer onafhankelijk van menselijk hulp.
In New England, zijn land van oorsprong, werd van hem verwacht dat hij in zijn onderhoud kon voorzien en in harmonie met andere dieren en de mens kon leven; vandaar zijn beminnelijke karakter. Hoewel hij in wezen vriendelijk is, is hij toch ietwat gereserveerd en aanvankelijk wat verlegen voor vreemde mensen en situaties, een karaktertrek die bijgedragen heeft aan zijn vaardigheid om te overleven in het strenge plattelandsleven. Het is dan ook geen wonder dat deze katten bij de mensen in New England zeer geliefd waren en gekoesterd werden. Voordat de bekende kattenshows ontstonden organiseerde de bewoners van Maine al festivals en coutry fairs. Niet zelden werden daar ook de Maine Coon katten gesignaleerd. De festivals groeide uit tot diverse wedstrijden, waaronder schoonheidswedstrijden tussen de 'Coons'.
De Maine Coon was op de eerste echte kattententoonstellingen rond 1870 van de partij en niet zonder succes. Een bekend winnaar was Richelieu, een ca. zevenjarige blauwe of zilvertabby kater van negen kilo die diverse malen de show stal in 1884. Helaas raakte de Maine Coon met de opkomst van de voor de Amerikanen exotischer rassen zoals Perzen en Siamezen als showkat in het vergeetboek.
Aan een groep enthousiaste liefhebbers die zich aaneengesloten hebben in de Maine Coon Breeders and Fanciers Association (MCBFA) is het te danken dat de Maine Coon opnieuw erkend werd bij alle Amerikaanse verenigingen. Bij het opstellen van de standaard stond de samenstellers niet een ver fokkersideaal voor ogen maar zij wilden het ras zo houden als het in de natuur ontstaan was.
De Maine Coon werd in 1976 in Europa geïntroduceerd door Connie Condit (cattery Heidi- Ho) en Pat Robbins (cattery Gemütlichkatze). Zij waren beiden via het Amerikaanse leger gestationeerd in West-Duitsland en werden gevraagd om hun katten op een show van de 1.DEKZV te laten zien. Het enthousiasme waarmee hun katten werden ontvangen heeft de aanzet gegeven tot de erkenning van de Maine Coon door de FIFE in 1982. De Maine Coon heeft sindsdien steeds meer terrein veroverd in geheel Europa.
De Maine Coon is een aanhankelijke kat met een zeer tolerant karakter en een allemansvriend: hij kan het prima vinden met andere katten en honden en hij went snel aan nieuwe huisgenootjes. Ook genieten ze van menselijke aandacht en knuffels en vertoeven graag in de buurt van hun baasje. Hij is niet opdringerig, maar wel speels (sommigen apporteren ook) en intelligent. Van nature rustig van aard en goedgehumeurd zal hij niet gauw zijn nagels gebruiken en vechtpartijen bij voorkeur uit de weg gaan. Het stemgeluid van dit kattenras is opmerkelijk zacht, de meeste mensen zijn verbaast als ze voor het eerst een Maine Coon horen miauwen. Katers zijn in het algemeen wat ondernemender. Poezen zijn vaak wat gereserveerder tegenover vreemden.
De Maine Coon heeft een natuurlijk uiterlijk en een makkelijk te onderhouden vacht. Ze worden iets groter dan gewone huiskatten, namelijk vijf tot acht kilo, waarbij katers iets forser zijn dan poezen. Omdat het ras zich betrekkelijk traag ontwikkelt, zijn ze pas met een jaar of vier volwassen en hebben dan pas hun uiteindelijke type en vacht bereikt.
Hun verschijning is imposant door hun los uitstaande vacht, hoge poten en lange, volle staart en geeft een goed gespierde, stevige en krachtige indruk.
De brede kop heeft een vierkante snuit met een lichte welving in de neus, grote oren met haarpluizen eruit en het liefst pluimpjes aan de punten. Verwacht wordt dat de kop wordt omlijst door een kraag. De vacht is dicht, kort op de kop, schouders en poten en geleidelijk langer langs de rug en de flanken, met een enigszins ruig- en volbehaarde broek op de achterpoten en lang buikhaar. De vacht is waterafstotend en klit nauwelijks, omdat er weinig ondervacht aanwezig is en is dan ook eenvoudig te verzorgen. Eén keer in de week kammen en borstelen is meestal voldoende, waarbij u de vier 'oksels' niet moet vergeten.